Net zoals op de meeste andere vormen van kapitaal, bestaat een specifieke belasting op spaarrekeningen. De werking van de roerende voorheffing uitgelegd:
Of en hoeveel roerende voorheffing u precies betaalt, hangt onder meer af van het type spaarrekening.
Voor inkomstenjaar 2018 geldt dat u 15% roerende voorheffing betaalt op de jaarlijkse rente boven 960 euro. Blijft u onder die grens, dan bent u vrijgesteld van belasting. Die grens is er per persoon: voor gezamenlijke rekeningen bent u voor 2018 dus vrijgesteld tot 1.920 euro intresten.
Voor het lopende inkomstenjaar 2019 werd de grens verhoogd naar 980 euro per persoon.
U betaalt 30% roerende voorheffing op alle intresten, vanaf de eerste euro. Twijfelt u tussen de twee soorten rekeningen, dan houdt u dus best rekening met dit minder gunstig fiscale effect.
Roerende voorheffing is een zogeheten ‘bevrijdende taks’. Dat betekent dat uw bank – of de organisatie die intresten uitbetaalt – het bedrag op voorhand inhoudt en doorstort naar de overheid. U hoeft die intresten niet aan te geven op uw personenbelasting.
Wanneer u alle intresten die u op gereglementeerde spaarrekeningen ontvangt bij uw financiële instelling(en) bij elkaar optelt en u overschrijdt het hierboven beschreven grensbedrag, moet u zelf aan de slag. U vermindert de totale som met het grensbedrag (960 euro per persoon voor inkomstenjaar 2018). Het verschil geeft u aan op uw belastingbrief.
U moet al stevig wat sparen om het huidige grensbedrag te bereiken. Dat maakt de spaarrekening erg fiscaalvriendelijk.
Praktisch betekent dit dat u – aan het huidige rentetarief en gedurende een volledig jaar – ongeveer 326.000 euro op de basisspaarrekening kunt plaatsen, of tot 280.000 euro op de getrouwheidsspaarrekening.