Aan het begin van de vorige eeuw was sparen niet evident en pensioen al zeker niet. De gemiddelde levensverwachting voor mannen en vrouwen lag in België rond de 50 jaar, iets wat vandaag als jeugdig beschouwd wordt. Mensen spaarden vaak thuis, in een spaarpotje.
Maar de levensverwachting steeg aanzienlijk, zeker na 1960, waardoor mensen meer en meer begaan waren met de toekomst. Het aanleggen van een financiële buffer is dus vooral een modern gegeven dat steeds belangrijker wordt naarmate we langer leven.
Langer leven maakt sparen niet gemakkelijker. Oordelen over wat we vandaag willen is eenvoudiger dan oordelen over wat we binnen pakweg 30 of 40 jaar willen, waardoor we dat ook niet graag doen. En onderzoek in de psychologie en economie bevestigt dat.
Mensen geven minder om toekomstige dan om huidige beloningen, iets wat men aanduidt als temporal discounting (Hershfield, 2011). Mensen waarderen beloningen dus minder indien het meer tijd vergt om ze te ontvangen. En dat beïnvloedt ook ons spaargedrag.
Daar zijn wel enkele kanttekeningen bij te maken. Beslissen over wat vandaag op het bord moet komen is nu eenmaal meer dringend dan beslissen over wat uw toekomstige zelf moet eten. Het is daarom ook niet volledig onterecht dat u zo denkt.
Daarnaast moet het gezegd dat sparen niet altijd of voor iedereen mogelijk is. Maar toch, los daarvan zijn we niet in staat om onze gedachten en gevoelens te projecteren op onze toekomstige zelf1, waardoor we riskeren om sparen als iets onbelangrijks te beschouwen, terwijl het eigenlijk alleen maar belangrijker wordt.
Hershfield besluit in zijn research dat er 3 factoren zijn die uw kijk op uw toekomstige zelf bepalen en tegelijkertijd uw langetermijnkeuzes (zoals sparen) drastisch beïnvloeden:
De graad waarin we een gelijkenis zien met onze toekomstige zelf varieert van persoon tot persoon en is compleet neurologisch bepaald.
Wanneer u denkt over uw toekomstige zelf, wordt ofwel het deel van uw hersenen dat instaat voor gedachten over de huidige zelf geactiveerd, ofwel het deel dat gebruikt wordt bij het denken aan anderen.
In het eerste geval voelt u meer gelijkenis met uw toekomstige zelf en bent u sneller geneigd om vandaag opofferingen te maken voor die toekomstige zelf, in het tweede geval is de toekomstige zelf als een vreemde voor u en zult u mogelijk minder geneigd zijn om er nu iets voor op te geven.
De graad waarin we geconfronteerd worden met de toekomstige zelf hangt van externe factoren af. Uit hetzelfde onderzoek bleek namelijk dat mensen veel sneller geld opzij zullen zetten voor hun toekomstige zelf indien ze eerst geconfronteerd worden met hun toekomstige zelf.
In een experiment kregen deelnemers ofwel foto’s van hun huidige zelf ofwel foto’s van hun toekomstige zelf te zien. Dan moesten ze beslissen of ze vandaag meer nettoloon wilden of in de toekomst meer pensioengeld. Deelnemers die geconfronteerd werden met hun toekomstige zelf kozen significant meer voor de tweede optie.
Ons spaargedrag is dus wel degelijk te manipuleren door confrontaties aan te gaan met onze toekomstige zelf. Er zijn verschillende methoden om dat bij uzelf te stimuleren:
Tenslotte bepaalt ook onze blik op onze toekomstige zelf of we al dan niet geneigd zijn om veel te sparen. Daar moet wel even een onderscheid gemaakt worden tussen optimisme over toekomstige gebeurtenissen en optimisme over de toekomstige zelf.
Eerder onderzoek3 toonde namelijk aan dat mensen die optimistisch zijn over toekomstige gebeurtenissen, minder sparen. Bijvoorbeeld, gezinnen die heel optimistisch zijn over mogelijke tegenslagen, sparen minder omdat ze zeker zijn dat ze de negatieve gevolgen ervan kunnen compenseren4.
Maar als we kijken naar de graad waarin mensen optimistisch zijn over hun toekomstige zelf als persoon, dan zien we een omgekeerde beweging. Mensen die hun toekomstige zelf respecteren, sparen meer dan mensen die geen oog hebben voor hun toekomstige zelf.
Maar in alle eerlijkheid, hier variëren de onderzoeksresultaten, enerzijds omdat mensen in de realiteit soms niet handelen volgens hun overtuigingen, anderzijds omdat ook de ouderdom van spaarders zelf (en dan vooral de aanwezigheid van kinderen of kleinkinderen) invloed kan uitoefenen op het spaargedrag1.
Wat wel doorslaggevend is, is onze algemene kijk op ouderen1. Onderzoek heeft namelijk een verband kunnen leggen tussen het nationale spaarpercentage van landen en de hoeveelheid respect voor ouderen. In landen waar ouderen meer gerespecteerd worden, wordt ook meer gespaard, zowel op nationaal als op individueel niveau5.
Literatuurlijst:
Bronnen: